Language/Portuguese/Grammar/Ser-and-Estar/nl

Uit Polyglot Club WIKI
Naar navigatie springen Naar zoeken springen
This lesson can still be improved. EDIT IT NOW! & become VIP
Rate this lesson:
0.00
(0 stemmen)

Portuguese-europe-brazil-polyglotclub.png
PortugeesGrammatica0 tot A1 cursusSer en Estar

Belangrijke grammatica: Ser en Estar[bewerken | brontekst bewerken]

Een van de belangrijkste onderdelen van de Portugese grammatica zijn de werkwoorden Ser en Estar. Deze twee werkwoorden betekenen beide "zijn" in het Nederlands, maar ze worden op verschillende manieren gebruikt in de Portugese taal.

Ser[bewerken | brontekst bewerken]

Het werkwoord Ser wordt gebruikt om iemands identiteit, nationaliteit, beroep, enz. uit te drukken. Het wordt ook gebruikt om eigenschappen te beschrijven die permanent en onveranderlijk zijn. Hieronder staan enkele voorbeelden van hoe Ser wordt gebruikt in zinnen:

Portugees Uitspraak Nederlands
Eu sou brasileiro. Ew sou bra-zie-lei-ro. Ik ben Braziliaan.
Ela é professora. Ela eh pro-fes-so-ra. Zij is lerares.
Ele é alto. Eh-leh eh al-toh. Hij is lang.

Estar[bewerken | brontekst bewerken]

Het werkwoord Estar wordt gebruikt om de tijdelijke toestand van een persoon of ding uit te drukken, zoals emoties, gezondheid, locatie of toestand. Het wordt ook gebruikt om veranderingen uit te drukken die niet permanent zijn. Hieronder staan enkele voorbeelden van hoe Estar wordt gebruikt in zinnen:

Portugees Uitspraak Nederlands
Eu estou cansado. Ew es-tou can-sa-do. Ik ben moe.
Ela está em casa. Ela es-tah em ka-sah. Ze is thuis.
Ele está feliz. Eh-leh es-tah fe-leez. Hij is blij.

Gebruik van Ser en Estar in het dagelijks leven[bewerken | brontekst bewerken]

In het dagelijks leven is het belangrijk om te weten wanneer je Ser en Estar moet gebruiken. Hieronder staan enkele voorbeelden:

  • Gebruik Ser om de naam van een persoon te introduceren.
  • Gebruik Estar om te praten over de locatie van iemand of iets.
  • Gebruik Ser om te praten over iemands beroep.
  • Gebruik Estar om te praten over hoe iemand zich voelt.

Oefeningen[bewerken | brontekst bewerken]

Laten we nu enkele oefeningen doen om te zien of je het verschil tussen Ser en Estar begrijpt.

  1. Vul de lege plekken in met het juiste werkwoord: Ser of Estar.
  • Eu _______ de Portugal. (Ser)
  • Ela _______ doente. (Estar)
  • Ele _______ alto. (Ser)
  • A casa _______ perto da praia. (Estar)
  • Nós _______ estudantes. (Ser)
  1. Vertaal de volgende zinnen naar het Nederlands.
  • Eu estou feliz.
  • A comida está deliciosa.
  • Ela é advogada.

Conclusie[bewerken | brontekst bewerken]

Gefeliciteerd! Je hebt nu geleerd hoe je Ser en Estar kunt gebruiken in Portugese zinnen. Het is belangrijk om het verschil tussen beide werkwoorden te begrijpen om de Portugese taal goed te kunnen spreken en schrijven. Blijf oefenen met het maken van zinnen en gebruik Ser en Estar op de juiste manier. Veel succes!

Inhoudsopgave - Portugese Cursus - 0 tot A1[brontekst bewerken]


Unit 1: Begroetingen en Basisuitdrukkingen


Unit 2: Werkwoorden - Tegenwoordige Tijd


Unit 3: Familie en Beschrijvingen


Unit 4: Werkwoorden - Toekomende en Voorwaardelijke Tijden


Unit 5: Portugese sprekende landen en culturen


Unit 6: Eten en drinken


Unit 7: Werkwoorden - Verleden Tijd


Unit 8: Reizen en Transport


Unit 9: Onbepaalde Voornaamwoorden en Voorzetsels


Unit 10: Gezondheid en Noodgevallen


Andere lessen[bewerken | brontekst bewerken]


Contributors

Maintenance script


Create a new Lesson